vrijdag 4 december 2009

dag 830 – 091124 dinsdag

In een aarzelend gesprek (opgenomen in La solitude heureuse du voyageur) heeft Raymond Depardon het over de relatie die er voor hem bestaat, of kan bestaan, tussen woord en beeld, tussen onder- of bijschrift en foto. Heel behoedzaam komt het eruit: die relatie heeft een morele ondergrond. Als fotograaf voelt hij zich altijd ook ‘een dief’. Hij ‘neemt’ beelden. Het is in elk geval een ‘ongelijke uitwisseling’. Dat is een ervaring die, bijvoorbeeld op straat, steeds lastiger wordt. A fortiori in heikele omstandigheden. Zoals een oorlog. Of zoals op die foto, in Biafra genomen door een collega, Gilles Caron, waarop Depardon is te zien terwijl hij een stervend kind fotografeert, voorovergebogen, ‘als een gier’. (Het is een erge foto. Depardon zegt zelf er erg veel moeite mee te hebben. Caron heeft de foto aanvankelijk niet gepubliceerd, uit respect voor zijn collega. Wie het wil, kan de foto hier bekijken.) Depardon heeft het dus over de teksten die hij stilaan bij sommige van zijn foto’s is beginnen te schrijven. Daarin expliciteert hij niet wat er te zien is. Hij heeft het over zichzelf, zijn eigen achtergrond. Over het motief dat hij heeft om die bepaalde foto te maken (en te publiceren). Over de gewetensbezwaren die knagen wanneer de fotograaf, door foto’s te maken van erge dingen (mensen), zoals van een stervend kind in Biafra, impliciet een beroep doet op ‘de retoriek van het medelijden’. Nodig, dat wel, om de wereld een besef bij te brengen, maar o zo gemakkelijk en gevaarlijk. (‘Il me semble toutefois que cette rhétorique de la compassion est utilisée souvent pour éviter le travail nécessaire de compréhension et d’observation.’)