dinsdag 9 februari 2010

ferroviaire observatie 26

Ze was, ergens tussen Brussel en Gent, in de geopende deur van de wagon komen staan en had uitgeroepen: ‘Zeg dat het niet waar is.’ Een uitdrukking van verbazing in de ogen, de mond vreemd verwrongen opengesperd. Dan was ze toch buiten de wagon in het portaal gaan staan, maar uiteindelijk kwam ze, nog steeds luidop in het mobieltje pratend dat ze aan haar oor had gehecht en dat ik eerst niet had opgemerkt, binnen en nam vlak bij mij plaats. We zaten rug aan rug, zij met haar getater op nauwelijks een halve meter van de oren waarvoor het niet bestemd was. En ik kon dus niet anders dan meeluisteren. Hier volgt wat ik tussen Gent en Brugge hoorde. Ik heb de enige eigennaam die werd uitgesproken ingekort tot een initiaal – al voel ik mij in deze observatie niet bijzonder gebonden door de plicht om het recht op privacy van deze mevrouw te eerbiedigen.

Het perceel ligt in een mooie wijk, met van die abstracte villa’s. Er is wat rijbebouwing, en dan zijn er die villa’s. Er zijn twee scholen in de buurt. Toch is er niet veel verkeer.
[…]
Ik heb er met F. over gesproken. Het hele stuk kan ik niet alleen financieren. Het is een groot stuk: 24 meter breed en wel 500 meter diep. 225 per vierkante meter, dat is, voor die ligging, een buitenkans. Maar ik zal toch zeker twee derden moeten verkavelen. Ik sprak erover met mijn ouders. Misschien verkopen zij hun huis. 225 zou geen incorrecte prijs zijn. Maar ik ga toch proberen het nog iets naar beneden te krijgen. 225, voor die oppervlakte, dat komt toch op 300.000. En dat alleen voor de grond. Zet daar twee huizen op voor elk, ik heb dat ook al bekeken, 170.000. Dan kom je al vlug op 700.000.
[…]
Er is één ontwerp. Het zijn dezelfde huizen. Eén ontwerp voor twee huizen. Daardoor zijn die huizen zo goedkoop.
[…]
700. En dan nog het schrijven erbij. Zo’n nieuwbouw moet je voor 300 kunnen verkopen. De winst zit dus in het dubbelplan. Met één ontwerp bouw je twee woningen. En dat in die buurt.
[…]
Het is een beetje jammer dat F.’s geld vastzit. We gaan het gezamenlijk aankopen. Er is wel iets vervelends…
[Onze trein kruist een trein op het andere spoor]
Kun je daar geen afspraken over maken bij de notaris?
[Lange stilte, onderbroken door een aantal ja’s en neens]
Hij is enthousiast. Wat voor mij mentaal moeilijk is – al is dat niet verstandig en ik zou beter verstandig zijn -, is dat het een gezamenlijk project is.
[…]
Dat is een… shit.
[…]
Mijn broer en zijn vriendin doen het ook. Nu moet ik wel zeggen dat zij heel kapitaalkrachtig is. Zij zit er voor 80 procent in, hij voor 20 procent. Nu gaan ze trouwen maar ze waren nog niet getrouwd toen ze eraan begonnen.
[…]
Dat is juist.
[…]
Dan kunt ge wat?
[…]
Dat is juist. Ja, dat is juist. Daar heb ik nog niet aan gedacht. Binnen welke termijn is dat?
[…]
Ja, ge moet dat vastleggen, welk stuk hij financiert. Als ge samen een toekomst wilt hebben… ’t Is toch niet hetzelfde als een volledig eigen project.
[…]
Ge weet dat niet met die mannen. Binnen welke termijn moet ge die successierechten betalen?
[…]
Dat is heel kort.
[…]
Dat is toch al een tijdje geleden.
[…]
Dan moeten we ons toch haasten. Als ge dat in twee stukken verdeelt, kunt ge veel meer krijgen.
[Een trein passeert]
Dinsdagavond zit hij samen met de eigenaar. We zullen zien. Qua timing zit het niet zo heel ver uit elkaar. Ik weet niet of hij…
[‘Dames en heren, binnen enkele ogenblikken komen wij aan in Brugge. Er is aansluiting naar Kortrijk op spoor 7.’]
We hebben dan die moeilijke periode gehad. Het is niet verstandig als ge dat puur rationeel beschouwt. Nu zit het goed.
[…]
Ja, in die straat. Een volledig nieuwe verkaveling, weinig verkeer. Ideaal om er een praktijk te beginnen.
[…]
Ik zeg: ‘Ik heb mijn vertrouwen een beetje verloren door uw houding…’
[De trein rolt het station van Brugge binnen. Mensen staan recht.]
Ik hoop dat het doorgaat want ik heb er mijn gedachten op gezet.