dinsdag 20 april 2010

terugblik 40 (620/1000)

Deze foto is interessant omwille van de relatie tussen het beeld en de emotie waarvan het beeld een vertaling zou zijn. Iemand die mij heel goed kent wees mij erop: die foto zegt iets over hoe jij je toen voelde. Ik kon dat niet ontkennen: de vroege winter van 2005 was bepaald geen glorietijd. Ik stond heel erg open, toen, voor dorre bladeren die in een garagebox op een hoop gewaaid waren. Ik zág die bladeren en in de garage zag ik een doodlopend straatje. Maar had ik daarom deze foto gemaakt – omdat ik met dat beeld iets zou hebben willen uitdrukken? Of, horresco referens, iets van mijzelf herkende?

Het tot stand komen van de relatie tussen beeld en emotie werkt in twee richtingen. Eerst de meest voor de hand liggende: de emotie zoekt een uitweg en vindt in een beeld een geschikte vertaling. Dat beeld kan dan best eenduidig en duidelijk zijn. Het is evident dat het gevaar van het cliché hier levensgroot is. We staan in de posterwinkel tussen de wenende clowns, de Camarguepaardenkuddes die – het water spat hoog op – door een plas lopen, de bleke portretten van wuft en schaars geklede meisjes waarvan de randen (van het portret, niet van de meisjes) wazig zijn gemaakt met technieken die van voor het photoshoptijdperk dateren. Kitsch.

De tweede, omgekeerde, richting is interessanter: het beeld is geen vertaling van de emotie, neen, de emotie herkent zich in een beeld dat niet door haar is gekozen. Als het beeld al een vertaling is van de emotie, dan is die vertaling op een onbewuste manier tot stand gekomen.

Zo is het hier gegaan. Hoewel de foto vierenhalf jaar geleden is gemaakt, herinner ik mij het moment nog haarfijn. Ik stapte op het voetpad, zag de garage met de bladeren, vond dat, terwijl ik verder stapte, om de een of andere reden eigenaardig, keerde op mijn stappen terug, nam de foto, ging weer verder en vergat wat ik had gedaan. Toen ik een dag of twee later de foto op mijn scherm zag, besloot ik hem te bewaren. Niet omdat ik vond dat hij mijn gemoedsgesteldheid van die dagen uitbeeldde of vertaalde of uitdrukte of hoe moet ik het zeggen?, maar gewoon omdat ik het een goede foto vond – al heb ik toen zeker niet uitdrukkelijk voor mezelf geëxpliciteerd waarom. Alles bleef – zoals zo vaak – een grotendeels onbewust proces, dat meer met voelen dan met denken of weten te maken heeft.

Overigens is het iets bizars: de behoefte om emoties tot uitdrukking te brengen. Het is een behoefte die mij in grote mate vreemd is. Ik voelde mij toen overigens in die mate niet in mijn sas, dat ik mij allesbehalve met het vertalen van emoties bezighield.

Met betrekking tot deze foto is de associatie tussen beeld en gevoel er pas later gekomen, en dan nog niet eens, zoals ik al stelde door mijn eigen toedoen.