dinsdag 22 juni 2010

terugblik 41 (642/1000)

Ik had ooit een tekening van een goede vriend, een abstracte potloodtekening met grote, schijnbaar willekeurige halen, en daaraan, aan die tekening, doet deze foto mij denken. (Of ik heb bij het maken van die foto aan die tekening gedacht.) Anders dan bij die tekening, die abstract bleef, ziet hier natuurlijk iedereen wat gefotografeerd is: een boom, en wel een bladerloze boom, een boom in de winter dus. Maar er is wel wat meer te zien – en wel datgene wat ook die tekening, die de boom niet als voorwerp had maar wel als aanleiding of inspiratie of motief: het patroon. Deze foto isoleert een patroon en tóónt daardoor dit patroon. Hij toont wat een uitsnede uit de kruin van een bladerloze boom óók kan zijn, namelijk een abstracte tekening.

Dat is wat kunst doet met een mens: kunst doet ánders kijken en brengt schoonheid binnen op plaatsen waar die eerst niet was vermoed. En door het ervaren van die schoonheid blijft een mens bij die onvermoede plekken stilstaan. En hij ziet de dingen ánders, ze krijgen betekenissen, ze verhouden zich op een andere manier tot elkaar en tot de toeschouwer. De door kunst verrijkte – en herijkte – blik bevindt zich in een ander verband, maakt deel uit van een… patroon van associaties, connotaties, verwijzingen. Een voorheen amorf en betekenisloos universum van dode dingen wordt een semantisch/esthetische structuur en komt en brengt tot leven.
Dit is een uitsnede van een kruin van een bladerloze boom, een boom in de winter. De takken zijn als de lijnen van een abstracte tekening. Ze vormen een patroon. Opeens zie je wat ze ook zijn: een geraamte, en dan is het lichaam de volle, zomerse bladerkruin. Onder de huid zit de structuur, de boom krijgt dimensies, verwerft zich een plaats in de tijd.