donderdag 21 oktober 2010

mijn woordenboek 285

ALSTUBLIEFT

Er klinken vele betekenisdimensies door. Veel emoties ook. Ik hoor een vraag, ongeduld, een verzuchting, een klacht, een aanbod, ergernis, generositeit… Het woord is zo ingewikkeld dat je moet leren het te gebruiken. De ene betekenislaag na de andere. Het is een woord met veel gebruiksaanwijzingen en -voorwaarden.

Alstublieft, het is een samentrekking. Een afkorting eigenlijk – en dat wordt nog duidelijker omdat er ook echt een afkorting van bestaat: aub. De Nederlanders drijven het nog verder door, door die afkorting te abstraheren tot iets waar ze vermoedelijk zelfs niet eens altijd de etymologie van snappen: svp.

Als het u belieft. Voluit uitgesproken, klinkt de formulering maar raar. Afstandelijkheid. Beleefdheid en behoedzaamheid. Niet een ‘ik vraag u’ met een aandrang die geen tegenspraak duldt, maar een ‘mág ik u vragen’. Niet een gebiedend ‘aanvaard dit’ maar een schier schutterig ‘misschien komt het u goed uit dit te aanvaarden’. Niet een apodictisch ‘ik wil dit’ maar een ‘misschien kunt u er rekening mee houden dat het mij goed zou uitkomen’, dat er dan weer op zijn beurt rekening mee houdt dat die ‘u’ er géén rekening mee houdt. Het is hoe dan ook soms verstandig om rekening te houden met de mogelijkheid dat de wensen van de ander niet samenvallen met onze eigen wensen.

En natuurlijk is er de niet-vertrouwelijkheid van de aanspreking. De persoon tot wie wij ons met de formule wenden is een ‘u’. Maar ook de verzachtende vorm alsjeblieft, eventueel verkort tot asjeblieft, is ingeburgerd. Als een van de talloze manifestaties van de neiging, die onze samenleving kenmerkt, om de fundamentele ongelijkheid tussen individuen en alle veruitwendigingen daarvan, ook in de taal, onder de mat te vegen.