woensdag 2 februari 2011

mijn woordenboek 299

AMNESIE

Het uitzicht mag zo mooi zijn dat het wil, als je geen idee meer hebt van de berg die je hebt moeten – of mogen – beklimmen om ervan te kunnen genieten, heeft het niet veel te betekenen.

Leven in het heden is onmogelijk. Een mens voelt altijd pas achteraf ten volle wat hij heeft meegemaakt. (‘I can only note that the past is beautiful because one never realises an emotion at the time. It expands later, and thus we don't have complete emotions about the present, only about the past.’ Virginia Woolf, met dank aan Didier Maurice.) Voelen is vaker navoelen dan wij denken. Het heden, overigens, is een alsmaar verschuivend punt en daarop is sowieso niet veel plaats.

De toekomst, voor zover dat al iets is waarvan we kunnen zeggen dat het (al) bestaat, ligt vast: we kunnen daar niets aan veranderen. Deze tekst ligt al vast nog voor hij geschreven is. Elke keuze in het voortsnellende heden luidt een monolithisch blok van vaststaande gevolgen in. Als er daarin nieuwe gelegenheden tot keuzes maken zijn vervat, dan zijn de beslissingen die bij die gelegenheden zullen worden gemaakt zelf ook gepredestineerd. Wat zouden wij kunnen zeggen dat wij vrij zijn als wij niet eens weten waartoe die vrijheid zal strekken?

Zo is ook het verleden onwrikbaar: het is wat het is geweest en niets anders dan dat. Maar de herinnering eraan is kneedbaar. Nu eens zien we het zus, dan weer zo. Daar ligt onze grootste vrijheid: in het interpreteren van het verleden. Op het verleden kan de mens zijn creativiteit botvieren. Niet toevallig is kunst altijd meer een omgang met het verleden en de traditie dan met de toekomst.

Aangezien het verleden in hoge mate de identiteit uitmaakt, is de herinnering levendmakend. En dat moet letterlijk worden opgevat: wie zich niet herinnert, lééft niet. Of leeft niet volledig, is niet ten volle mens. Hij is als de goudvis in een bokaal die steeds tegen diezelfde holle glazen wand aanbotst en aan de andere kant iets schimmigs ontwaart waarvan hij maar niet kan begrijpen dat het droog is omdat hij het droge niet meer herkent.

Hoe ouder ik word, hoe beter ik het begin te beseffen: wie ik ben en wat ik te betekenen heb, moet ik steeds meer in mijn verleden zoeken. Wil ik in de toekomst nog iets worden, dan moet ik de bouwstenen voor dat gebouw in mijn persoonlijke geschiedenis zoeken. De voorraad nieuw materiaal dat erbij komt, slinkt. Ik weet dat mij een dag wacht dat mijn verleden de enige realiteit zal zijn die er werkelijk toe doet.

Daarom is geheugenverlies, meer dan de dood, die aan mijn fysieke bestaan een eind zal stellen, mijn grootste angst. Ik houd niet van ziektes die van een mens een plant maken. Of een bokaalvis. Medemensen die het plant- of bokaalvisstadium niet afwachten omdat ze niet kunnen leven met de steeds groter wordende gaten in hun brein, kunnen op mijn respect rekenen. Het is denkbaar dat een mens in die mate aan amnesie wordt overgeleverd dat hij zich niet meer herinnert wie hij is, en ik hoop dat een dergelijk debacle mij bespaard blijft.

Daarom, onder meer daarom, doe ik mijn best om het allemaal op te schrijven. Hier en elders, voor het te laat is. Opdat ik, mocht het nodig worden, mijn eigen leven kan lezen en in de encyclopedie van mijn verleden de feiten en ideeën kan opzoeken die mij gemaakt hebben tot wie ik ben. En als ik het niet meer kan, dan misschien een ander wien ik dierbaar genoeg ben geweest opdat zij zich de moeite zal willen getroosten.