zondag 15 mei 2011

baraque lecture 90

De oude man die zich nog één keer overlevert aan de illusies van de liefde, tegen beter weten in: hij wéét dat zijn hoogtepunt allang voorbij is; zijn roem is al aan het vervagen op de rekken van de ramsj; de dood wacht en komt, in de vorm van duistere wolken en opwaaiend stof en hitte en verderf, al vervaarlijk opzetten als een onweer dat alles weg zal vagen. Het thema is bekend: het verschilt in nagenoeg niets van Thomas Manns De dood in Venetië. Alleen is het voorwerp hier niet een jonge jongen maar een jonge vrouw, en zitten we niet op het Italiaanse schiereiland maar op Corsica, ergens tegenover Genua. De vergeefse liefde van de oude man contrasteert met het dictaat van de jeugd: slechts schijnbaar tegemoetkomend en beleefd, maar ‘eigenlijk’ nietsontziend en dictatoriaal. De jeugd zwaait de plak – niet alleen in de bittere relatie die die oude man denkt te hebben maar ook – en daarin onderscheidt Brouwers zich, als schrijver van zíjn tijd, wél van Mann – in de hedendaagse cultuur waarin zij haar onbeschaamde schoonheidsideaal en smaken aan alles en iedereen oplegt, via het perfide apparaat van de commercie.

Niets, of niet veel, nieuws te verwachten – dat is meteen het gevoel dat je bekruipt als je enkele tientallen bladzijden van Bittere bloemen hebt gelezen: hier is een schrijver aan het woord van wie zal blijken dat hij het meeste wat hij in zijn mars heeft, of had, al heeft opgesoupeerd. (Waarvan uiteraard alleen diegenen last hebben die al het een en ander van Jeroen Brouwers hebben gelezen.) En dus wordt vooral de vorm belangrijk, de stijl. Wat niet erg hoeft te zijn, welbeschouwd is in literatuur de vorm altijd belangrijker dan de inhoud.

Zo is het dan ook: als Bittere bloemen interessant kan worden genoemd, dan omwille van de stijl. Brouwers haalt alle laden van zijn trucendoos boven – en ’t is een heel ingewikkelde secretaire met tal van schuifjes en geheime knopjes. Neologismen, eigenzinnige interpuncties, motieven, symboliek, metaforen en mythologieën, allusies en referenties, allerlei krulletjes en fiorituurtjes en klankspelletjes… En massa’s diminutieven.

Het is gut en bij momenten, zeker naar het einde toe, waar Brouwers naar een apotheose toewerkt, die meteen ook de finale, voorspelbare, neergang is van zijn held, indrukwekkend maar het is wel vom Guten zuviel – op de duur krijg je de indruk dat Brouwers zich zwelgend en zwoegend naar het einde sleept, zichzelf piepend en krakend pasticheert, een zielloos sjabloon invult en denkt, na het neerpennen van de laatste bladzijde: voilà, dat hebben we ook weer gehad, dat het zijn tijd vóór het grote vergeten nu maar neemt.

Neen, De Zondvloed heeft Brouwers in zijn literair proza nooit meer kunnen evenaren. Dat is geen schande, De Zondvloed is een van de allerbeste boeken in de Nederlandstalige, en voor mijn part in de wereldliteratuur. Ook maakwerk en ook een demonstratie van stilistisch kunnen, maar met een noodzakelijkheid die Bittere bloemen ten enenmale moet ontberen – waardoor je het wedervaren van het hoofdpersonage op de duur met een pijnlijke onverschilligheid bekijkt.