zaterdag 13 augustus 2011

debuut 39

Hekel aan verloedering

Late debutant Sjoerd de Jong (1960), bekend van zijn journalistiek werk bij NRC Handelsblad en van zijn essayistiek, en misschien van al in enkele tijdschriften verschenen gedichten, krijgt op het achterplat van zijn debuutbundel steun uit onverdachte hoek. ‘Er gebeurt wat,’ laat Ilja Leonard Pfeijffer optekenen vanuit Genua. ‘We lezen iets wat we nog niet eerder zo hebben gelezen.’ Dat mag je de dag van vandaag, als je vaker dan je lief is het gevoel bekruipt dat we alles al hebben gehad, beslist gematigd euforisch noemen. In dat ‘nog niet eerder zo’ van Pfeijffer ligt besloten dat we gedoemd zijn telkens weer met hetzelfde bezig te zijn, dat alleen de manier waarop kan wijzigen. Dan, en alleen dan, kan er nog iets gebeuren.

Of hoe twee korte zinnetjes een hele cultuurkritiek binnensmokkelen.

De woorden van Pfeijffer vormen ook een leesaanwijzing: lezer, kijk eerder naar het ‘zo’ dan naar het ‘iets’, eerder naar het hoe dan naar het wat. De lezer moet achterhalen wat dat hoe bij Sjoerd de Jong is dat Ilja Leonard Pfeijffer doet zeggen: ‘nooit eerder zo’?

Uit het lood telt 25 gedichten. Deze beslaan slechts één keer één bladzijde, vaak twee, soms drie en een paar keer vier bladzijden. Het zijn heel verticale gedichten, ik bedoel: ze ogen op de bladspiegel zeer verticaal. Ze tellen, één of twee uitzonderingen niet te na gesproken, vaak maar een woord of één, twee, drie per regel. Deze verticaliteit doet mij, in combinatie met de bundeltitel, denken aan een schiet- of peillood, zo’n gewicht aan een touw dat bouwvakkers gebruiken om rechte muren te bouwen.

Recht en krom, denk ik dan: daarover zal het misschien gaan. En kijk, daar ga ik al naar het wat.

In ‘Afbakening’ schrijft De Jong over ‘de feiten’: dat ze ‘zo’n zootje ongeregeld’ zijn ‘waar we vroeger / meer plezier van hadden’. In ‘Vlegeljaren’, waarin een ‘te laat rebels’ ‘hij’ naar Parijs rijdt in een deux-chevaux en daar te laat aankomt voor ‘de revolte’, heet het dat er ‘nergens een ideaal [is] / dat ons toelacht’. In ‘Trans-Atlantische vriendschap’ noemt De Jong het ‘Avondland’ ‘verzonken’. En in ‘Geweldenaar’ is iemand, het is me niet meteen duidelijk wie, ‘door vadertje God / verlaten’ en hij (?) is ‘vergeten hoe het is / om ergens voor te staan’.

waarheid is
minimaal
in deze wereld
die niet samenhangt
of correspondeert
met feiten
een plaatshouder
voor woede en drift

Woede en drift. Waar geen waarheid regeert en waar de ‘nationale waarden’ (De Jong is journalist genoeg om en passant een cultuurrelativisme te introduceren) zijn vervaagd, regeren de emoties – zo lees ik dat dan. En we weten allemaal hoe gevaarlijk emotionaliteit en sentimentalisme kunnen zijn als er niemand is die zegt hoe het moet, wat krom is en wat recht, waardoor het monopolie op waarheidsaanspraak wordt overgelaten aan geföhnde krompraters.

Want wie waagt zich nog aan het uiten van een mening als Floortje Dessing landt met een helikopter? Floortje Dessing is, voor wie het niet zou weten (en u zult het mij vergeven dat ik aanvankelijk zo iemand was), een televisiebabe van wie pijpfoto’s op het net zouden zijn gepleurd – tenminste als ik de nieuwssite ‘Geen Stijl’ (‘Tendentieus, Ongefundeerd en Nodeloos Kwetsend’) mag geloven. Wat zei u, ‘een hekel aan verloedering’? Dit is een samenleving ‘uit het lood’. Wat moet daarin een mens? Een dichter?

Ook schrijven is moeilijk.


het brein zucht
onder zo veel afwezigheid


Sjoerd de Jong lijkt te vragen dat iemand de werkelijkheid opnieuw zou ijken. In een wereld waarin alles warrelt en scheef komt te staan, laat hij het peillood van zijn gedichten neer zodat er weer rechtop kan worden gebouwd.

Dat is allemaal het wat, hoor ik u opwerpen, ging ik u niet vertellen hoe het met het hoe zit?

Tja. Dat is moeilijker. Maar als ik wil uitkomen op wat Pfeijffer bedoelt met zijn ‘Er gebeurt wat’, dien ik naar stilistische en poëtische meerwaarde te zoeken. Ik speur ernaar in die smalle, verticale opeenhoping van korte regeltjes. En vind: allusies op spreekwoorden en staande uitdrukkingen (‘jij staat straks / storm te oogsten / voor alle wind / die je hebt gezaaid’, of: ‘het vlees nooit zwak / de geest altijd gewillig’). Ik zie ook woorden van vandaag hun intrede doen in de Nederlandse letterkunde: twitteren, unieke bezoekers, apps en paddo’s. Ik vind allusies op titels en bekende citaten (‘bereid tot eerste hulp / bij botsende beschavingen’, of: ‘de man / die sneller werkt / dan zijn schaduw’). Ik vind binnen- en stafrijmen, gelukkig mondjesmaat toegepast, waarvan ‘de burkababe van de buren’ met stip de geslaagdste is. Maar ik vind geen dwingende, vernieuwende, nimmer ontwaarde schoonheid. Ik sympathiseer met Sjoerd de Jongs maatschappijanalyse, maar het wat overschaduwt bij hem te nadrukkelijk het hoe, de inhoud doet mij de behoefte aan de vorm vergeten en dan vraag ik me af of deze gedichten, naast een commentaar op de eigen tijd en de politieke werkelijkheid van het in hels tempo veranderende Nederland, wel goede, onvergetelijke, noodzakelijke poëzie opleveren.

Sjoerd de Jong
Uit het lood
Prometheus, Amsterdam, 2011
71 p./ € 14,95

Deze recensie verscheen eerder dit jaar in Poëziekrant