zondag 11 september 2011

Karamazov 21

VIII.7.
Groesjenka vraagt Dmitri het gezelschap geen schrik aan te jagen. Zij neemt hem op in haar Pools-Russische gezelschap. De gemoederen laaien op wanneer een nationalistische kwestie wordt aangeraakt. Ze worden gesust met speelkaarten. Dmitri verliest veel geld. Kalganov en Groesjenka zeggen dat hij moet stoppen. Dmitri probeert de Poolse fat met geld ertoe te bewegen te vertrekken – en dus zijn aanspraken op Groesjenka op te geven. De Pool gaat niet in op het aanbod omdat het te laag is. Wanneer Groesjenka dit verneemt, eist ze dat hij vertrekt. De herbergier zegt dat hij de Polen vals heeft zien spelen, waarop ze afdruipen.

VIII.8.
De achterblijvers richten een groot, absurd feest aan. Groesjenka lijkt trots op Dmitri omdat hij de Polen heeft verjaagd. Zij kondigt aan hem de volgende dag iets belangrijks te zullen zeggen. Wanneer Dmitri terug binnenkomt van een luchtje scheppen – hij stelt vast dat het nu geen zin heeft om zelfmoord te plegen aangezien Groesjenka’s Pool is vertrokken – blijkt Groesjenka ten prooi aan liefdesverdriet. Ze omhelst Dmitri, maar ze doet dat wellicht alleen maar omdat ze dronken is. Dmitri is er toch gelukkig mee. Groesjenka zegt dat ze, mocht ze God zijn, iedereen zou vergeven. En ook dat ze in het klooster wil gaan. En dat ze een beest is en een misdadigster. Alle morele waarden worden in dit delirium door elkaar gehusseld. Alle goed is kwaad en alle kwaad is goed, en waarheid en verzinsel vloeien in elkaar over. Dmitri wordt gearresteerd door de hoofdcommissaris van politie Michail Makarytsj voor de moord op zijn vader – hetgeen helemaal niet is wat hij dacht dat er hem boven het hoofd hing.

IX.1.
Voor de volgende hoofdstukken moet Dostojevski een hele stap terug in de tijd: Dmitri is van bij de ambtenaar Pjotr Iljitsj Perchotin vertrokken naar Mokroje. IX.1. wordt zo het vervolg van VIII.5.

Pjotr Iljitsj Perchotin, die Dmitri het bloed van zijn handen heeft gewassen, gaat op onderzoek uit. Eerst gaat hij naar koopmansvrouw Morozova, waar Dmitri de vijzelstamper heeft meegegrist, dan naar mevrouw Chochlakova. Mevrouw Chochlakova bevestigt Pjotr dat ze Dmitri géén drieduizend roebel heeft geleend. Ze beseft dat ze ‘dicht bij de dood was geweest’ aangezien Dmitri, van wie ze nu denkt dat hij zijn vader heeft vermoord, naar haar heeft gespogen. Maar ze is ook gecharmeerd van Pjotr Iljitsj Perchotin.

Op dat laatste, zegt Dostojevski, zou hij niet zo uitvoerig zijn ingegaan ware het niet dat het contact tussen Chochlakova en Perchotin het begin inluidde van de steile carrière van deze laatste, iets waarop ‘wellicht’ dieper zal worden ingegaan ‘wanneer wij ons lange verhaal over de broers Karamazov tot een einde hebben gebracht’.