zaterdag 22 oktober 2011

mijn woordenboek 336

ANTROPOMETRIE

Het komt mij voor dat er een verband bestaat tussen de snelheid waarmee Corbusiers gebouwen verkruimelen en in elkaar zakken en zijn streven om ze te ‘moduleren’ volgens verhoudingen die overeenstemden met de proporties van het menselijk lichaam.

In een van die gebouwen, de Unité d’Habitation in Marseille, zijn er afbeeldingen te zien van de ‘modulor’: een menselijke figuur die als meetlat fungeerde, een 20ste-eeuwse versie van Da Vinci’s ‘Man van Vitrivius’, waarbij Leonardo passerpunt en navel had laten samenvallen.

Wij weten min of meer aan welke rampen we zijn ontsnapt doordat de meeste van Corbusiers (stads)ontwerpen niet werden uitgevoerd. Mooi en boeiend voor een incrowd met zwarte rolkragen en brillen van Hoet – dat zeker, maar de nazi’s produceerden ook interessante architectuur.

Het grote euvel van de architectuur van Le Corbusier is dat ze totalitair was. De verzorgde uitvoering moest wijken voor de idee. Of toch in bepaalde gevallen. Er zijn zeker uitzonderingen, ik denk aan de kapel Notre-Dame du Haut van Ronchamps, een wonder van licht en lichtheid waarin en waarbij je niet anders kunt dan stil en blij worden.


Maar de gelukkig niet gerealiseerde nachtmerries Plan Voisin en Ville Contemporaine, dat was andere koek. Dit rigoureus tot zijn uiterste consequenties doorgevoerde idee zou een flinke hap uit het hart van Parijs, zoals we het vandaag kennen, hebben weggevreten. Zonder pardon.


Wat heeft dit nu te maken met antropometrie? Dit: dat nopens de algemeenheid conclusies trekken uit oppervlakkige kenmerken van het individuele altijd gevaarlijk is. De mens heeft nood aan flexibelere maatstaven. Elke situatie is anders. We weten allemaal tot welke inhumane sociale puinhoop de mede op Corbu’s ideeën gebaseerde buitenwijken in alle steden van de westerse wereld hebben geleid – en nog zullen leiden. Gemeten op de schaal van de mens, is dit geen architectuur op mensenmaat.

Er is trouwens iets bijzonders met de afbeelding van de ‘modulor’ in Marseille. Hij is gebaseerd op de gemiddelde lengte van een manspersoon halfweg de twintigste eeuw. Sindsdien zijn er toch zeker vijf of misschien wel tien centimeter bijgekomen. Met als gevolg dat de ‘modulor’ opvallend klein is, zoals trouwens de plafonds van de Unité d’Habitation bijzonder laag zijn (en de appartementen veel te eng). De absoluutheid van Corbusiers maatstaven steken schril af tegen de veranderlijkheid van de wereld waarin en waarvoor hij bouwde.

Zijn gebouwen, vaak goedkoop gebouwd en naar verluidt ook niet altijd goed gebouwd (zo begon de Villa Savoye al meteen na de oplevering te lekken), degraderen snel. Dat lijkt te sporen met de kortzichtigheid waarmee Corbusier koste wat het koste zijn theorieën wilde laten sluiten.