vrijdag 25 mei 2012

schrikkel 138c

Wij beschouwen huisdieren als wezens die vooral met ons een relatie opbouwen en vaak doen ze dat ook – maar dan enkel en alleen omdat ze weinig of geen contact hebben met soortgenoten. Omdat ze au fond bijzonder eenzaam zijn, eigenlijk. Ze zien ons als substituten voor hun afwezige makkers en benaderen ons in zeer hoge mate met opportunistische bedoelingen – waarbij natuurlijk beide woorden, ‘opportunistisch’ en ‘bedoelingen’, tussen aanhalingstekens dienen te worden gedacht want dieren kunnen geen bedoelingen hebben, en het toedichten van opportunisme is natuurlijk geheel en al een kwestie van projectie. De gevoelens die wij bij die ‘opportunistische bedoelingen’ ontwikkelen, zijn bijgevolg in grote mate een vorm van zelfbegoocheling. Daar is op zich niets mis mee, het kan van veel wat wij zinvol vinden worden gezegd.
Af en toe komt hun ware aard toch boven. Dan laten ze, al dan niet met hun gebreide jasje aan,  alle beschaving varen en rukken ze aan hun leibanden, vliegen ze tegen het gaas op, huilen ze de sterren van de hemel of loeien ze naar hun vriendinnen op het weiland aan de andere kant van de weg.