vrijdag 7 september 2012

driekleur 106

De vervloekte woorden, al dat ‘kan niet waar zijn’, / worden in het vuur geslingerd en verslonden; / bitter is de kreet die dan van onze lippen komt, / een vlam, geel-zwart, stijgt op uit onze mond, / we vluchten – blijven roerloos staan, / we gillen – we verstijven; / en het vuur bestaat uit leeuwen, draken, slangen. / We zweren dat we zwijgen – en we schreeuwen, / een brij van woorden braken we nu uit, / afschuwelijke woorden, godsonmogelijk, / het kan niet, nee, het kan niet waar zijn, / en het vuur: het grijpt begerig om zich heen, / het jaagt ons achterna, een rad van vuur, / zijn ogen gaan al in ons open, rood en zwart, / en speuren om zich heen […]

David Grossman, Uit de tijd vallen, 108