zondag 7 oktober 2012

los ingeslagen 25

2 september 2012

We zaten op het terras naast de Mort Subite: de Mort Subite zat overvol als een pint die te onstuimig is ingeschonken en over de rand van het glas schuimt. Het etablissement naast de deur kon leven van die overvloed.

Naast ons zaten twee mannen: een goed in het vlees, de ander graatmager. Het vlezige type dronk een cola en oogde gestresst; de magere dronk Orval en had zeeën van tijd. Hij deed, in het Frans, zijn beklag over het culturele leven in Wallonië en Brussel. Het ging niet goed met de muziek, het ging niet goed met het toneel, het ging niet goed met de opera. Podiumkunsten waren zijn dada. Hij was nog maar net in Wenen geweest - was hij daar even sjofel uitgedost? - en had daar gezien hoe voor de opera zes rijen gedisciplineerd aanschoven voor zesloketten. En het was een welopgevoed en geïnteresseerd publiek, dat zijn klassiekers kende! Kom daar hier maar eens mee aan! Alles wat zijn kop boven het maaiveld steekt, wordt zijn subsidies ontnomen. Enzovoort, enzovoort. De gekende aria.
De vlezige knikte. Hij moest maar eens opstappen. De twee namen afscheid van elkaar. Ja, we zien elkaar nog wel.
De magere man – het al wat knokige type – ging nog naar binnen. Ik schat dat hij aan de toog nog snel een Orval achterover kieperde. Toen kwam hij met de waard naar buiten. Hij keek op zijn uurwerk. Ach, mijn trein is vertrokken. Als ik nu op het perron ga staan, moet ik nog een halfuur wachten. En dus ging hij terug mee naar binnen.