zaterdag 24 november 2012

los ingeslagen 44

20 oktober 2012

Ik heb mij de voorbije dagen op Facebook een beetje gemengd in de discussies die na de gemeenteraadsverkiezingen zijn ontstaan over Bart De Wever, de N-VA, de coalitievormingen en het mandateren van ex-Blokkers die zijn overgelopen naar de zogenaamd respectabele Vlaams-nationale partij. Over de feitelijke opheffing van het cordon sanitaire. Over de salonfähigkeit van het extreem-rechtse gedachtegoed. (Zwarter dan zwart-geel kan een zwarte zondag niet zijn.)
Maar laat mij het hier niet over inhoud hebben.
Ik krijg bij dat gekwek en getwitter op het internet een dubbel gevoel.
Enerzijds genereren de nieuwe sociale media ontegensprekelijk een enorme mobiliserende werking. Je krijgt de kans om in no time je mening te vormen over zaken waarover je vandaag misschien niet zou hebben nagedacht ware het niet dat er daarover iets op je scherm passeerde, om daarop een antwoord te formuleren, om opgenomen te worden in gesprekken die je normaal gezien nooit zou voeren, met mensen die je in het werkelijke leven nooit zou kunnen ontmoeten. Dat is prima en het maakt van Twitter en Facebook potentieel zeer krachtige democratiemachines.
(Wat ik hier verder schrijf, is gebaseerd op mijn ervaringen met Facebook. Twitteren en tweeten, dat is me al helemaal te volatiel.)
Facebook heeft veel voordelen, maar er zijn ook nadelen. Het gemak waarmee berichten worden gepost, vaak inclusief tik- en spelfouten, maakt het denken te snel. En vooral: te onschadelijk, te inefficiënt. Als iedereen zijn meninkje formuleert, raken de ideeën die er echt toe doen ondergesneeuwd. Ze krijgen niet de tijd om te rijpen. Ruimte voor een tot in alle details ontwikkelde gedachtegang is er niet.
Opvallend aan Facebook is ook dat de discussies die zich erop ontspinnen vaak niet tegensprekelijk zijn. Het gebeurt soms wel eens, maar het spuien van een afwijkende mening wordt ferm belemmerd door het publieke karakter van het forum. Maar ook door het gegeven, eigen aan Facebook, dat je je onder ‘vrienden’ en dus vaak gelijkgezinden begeeft. Ze vinden het ‘leuk’ en ‘delen’ het zelfs, en dat is ook weer leuk, maar het helpt de dialoog geen zier vooruit. Meestal blijft het rustig. Heel vaak speelt het gewicht van de naam van diegene wiens mededeling je beaamt. Niet elke ‘vind ik leuk’ is statusverhogend. Het is gênant om zien, hoe hoog de pluimstrijkerij op Facebook hoogtij viert. Dit ritueel van beamen en ondersteunen is vaak niet meer dan een daad van zelfbevestiging.
Het wordt te gemakkelijk grappig, ludiek, en daardoor ook weer onschadelijk. Neem nu die ‘zet die ploat af!’-grapjes. Op zich soms wel geestig, vooral de Der Untergang-dialoog was onweerstaanbaar! Maar het is een vorm van desinfecteren. Alles dreigt te worden opgeleukt, ook het in se bijzonder trieste. De kritische zin bot erop af.
Facebook een democratiemachine? Ik heb zo mijn twijfels. De participanten hebben eventjes hun ei gelegd in het nest van de pseudo-openbaarheid, die ontlasting verlicht hen (in de zin van: zich bevrijden van een zwaarte), maar het resultaat is – behoudens een sporadische bewustmaking of inspiratie links of rechts – miniem. We gaan met zijn allen over tot de volgende status-update, what’s and who’s next? Een gigantische versnippering van democratische energie is het gevolg, en zij die er belang bij hebben dat alles bij het oude blijft, zijn daar het meest bij gebaat. Zij zien de kleine ongemakjes van het belaagd worden op sociale media met plezier door de vingers.