dinsdag 25 juni 2013

brief naar Bunnik 8/5 (slot)


vervolg van 8/4
als u de brief vanaf het begin wilt lezen, begin dan hier

Beste Jan-Willem,

Wat ik in mijn vorige alinea (de laatste van de vorige aflevering) ‘overzicht’ noem, noem jij ‘contemplatie’, ‘beschouwing’, ‘wijsheid’. Maar de weg die jij ernaartoe bewandelt is een andere. Je hebt het over een zich afwenden van de wereld waarin we leven, en over het daarbij vaak geholpen worden door kunst en religie.

Ik wend mij niet af van de wereld waarin ik leef, integendeel. De fotografie heeft mij geleerd dat mijn wereld de enige wereld is die ik heb. Ook kunst maakt er voor mij deel van uit. Kunst die zich niet met die werkelijkheid bezighoudt (ik denk aan fantasy), interesseert me niet. Religie maakt ook geen deel uit van die werkelijkheid. Niet voor mij. Ik gun mensen hun religie, maar voor mij heeft zij niets te betekenen. Dat mensen ooit hebben kunnen geloven dat datgene waarin ze geloven ook echt bestaat, dat is voor mij een van de meest bevreemdende zaken die er zijn. Er is toch geen God, laat staan engelen, een hemel?

Maar er is wel transcendentie.

Het verbaast me telkens weer, de onderworpenheid waarmee generaties lang, tot en met die van onze ouders, zich door dit soort denkbeelden hebben laten verdwazen en manipuleren. Dat ooit iemand écht in het bestaan van hemel en hel heeft kunnen geloven…, het lijkt nu onwaarschijnlijk. Maar het volstaat om er de preken van de retraitejezuïet in Joyce’s Een portret van de kunstenaar als jongeman op na te lezen, om te begrijpen dat ‘de gewone man’ zich wel degelijk door dergelijke denkbeelden liet intimideren en paaien.

*

Voilà, dat is het zowat in een notendop, wat ik te vertellen heb over transcendentie en empathie. En nu maar wachten op de genadevolle momenten! Reken maar dat ik elke dag cakejes eet bij mijn thee!

Uiteraard, ik besef het, is dit luxefilosofie. Ik heb geen weerwoord tegen aperte onzin, zinloos geweld, brute onderdrukking, vreselijk leed, uitzichtloze uitbuiting, barbarij, egoïsme, ecologische rampspoed. Je zult er maar staan met je looking glass, als je kind sterft aan kanker, als je op de autosnelweg op de terugweg van je bedevaart naar Lourdes een fatale klapband krijgt, als je ‘toevallig’ op het verkeerde moment op een verkeerde plaats bent bij een terroristische aanslag, als je in het verkeerde land blijkt te wonen, eentje met een tirannieke tiran bijvoorbeeld, of als vrouw in Iran of Afghanistan, ik zeg maar iets. Enzovoort, de lijst van mogelijke calamiteiten is eindeloos – maar ik heb ook nooit beweerd dat ik het probleem van de theodicee ging oplossen. (Hoe verklaar je dat de almachtige God het kwaad toelaat?)

En zo is deze brief naar Bunnik, de achtste, alweer behoorlijk zwaar en abstract geworden. I didn’t mean to bug ya. Ik kan het ook niet helpen. Het is mijn taal als ik tot de kern kom van wat ik denk en ben. En dat doe ik, denk ik, in mijn brieven naar Bunnik.

Hopelijk schrikt het je niet af. Hopelijk vind je een aanknopingspunt. Is mijn weergave van jouw duale kijk correct? Kun je iets met mijn immanente transcendentie? Hoe zie jij de relatie tussen ethiek en esthetiek in het licht van transcendentie? Hoe zit het met de relatie tussen wijsheid en waarheid, tussen kunst en kitsch? Enzovoort. En als je daar niets mee kunt, is er nog de privacyvraag die ik helemaal in het begin van deze brief stelde.

Het ga je goed en hopelijk tot spoediger dan over drieënhalf jaar. Want dat zou betekenen dat je me pas  ergens in december 2016 schrijft!

Beste groet,
Pascal