woensdag 16 oktober 2013

mijn woordenboek 362


ARCHETYPE

We treden de werkelijkheid tegemoet met voorgevormde beelden. Gemeenplaatsen. Idées reçues, zei Flaubert, en hij schreef er, als supplement bij zijn koldereske anti-Verlichtingsroman Bouvard et Pécuchet, een woordenboek (dictionnaire) mee vol: een – zeker niet exhaustieve! – lijst van voorgevormde en voorgekauwde denkbeelden waarmee de kleine burgerman zich in zijn snel veranderende wereld van de tweede helft van de negentiende eeuw probeerde thuis te voelen.

Ontmaskering – geleerd woord: deconstructie – is een voor de hand liggend karwei als je je bewust bent van het feit dat je handel en wandel voor een groot deel wordt bepaald door niet ter discussie gestelde modes en conventies. Maar welke impliciete gedachte steekt hier achter? Juist: het idee dat elk individu volledig authentiek, als een onbeschreven blad, los van elk archetype de werkelijkheid tegemoet zou kunnen treden. Dan pas zou je echt persoonlijk zijn, creatief, autonoom. Vrij.

Niets is natuurlijk minder waar, zoiets is te allen tijde onmogelijk. Het idee van de volkomen authenticiteit is zelf een archetype. De nieuwe mens. De herwonnen onschuld. Het tegendeel is méér waar. Men zou zich gelukkig moeten prijzen dat veel van onze categorieën voorgekauwd zijn, cultuurbepaald, contextueel. Enkel zo kan er energie overblijven om er iets mee te dóen, om iets te betekenen. Enkel op basis van gemeenschappelijk gedeelde ‘gemeen’-plaatsen is communicatie mogelijk.

De waarheid ligt – zoals steeds, ook dat is een cliché – in het midden. Je moet je overleveren aan archetypische denkbeelden, dat is onvermijdelijk. En tegelijk moet je je bewust blijven van de arbitrariteit en contingentie ervan, en ernaar streven een persoonlijke stijl te ontwikkelen – want dat doe je als je vanuit je eigen perspectief naar de wereld kijkt. Je moet streven naar een mooi evenwicht tussen een eigengereid non-conformisme enerzijds, en een ‘gezonde’ bereidheid om je – ten dele – te onderwerpen aan de in jouw tijd heersende conventies.

Enfin, je moet uiteraard niets. Je kúnt dat doen. Je hoeft helemaal niet af te wijken van het kleinburgerlijke en al evenzeer archetypische verlangen om onzichtbaar te blijven. Dat is een van de weinige vrijheden die je geniet.