dinsdag 26 november 2013

los ingeslagen 139


18 augustus 2013

’s Avonds in de schuur krijgen we bezoek van het langwerpige knaagdier dat we hier drie jaar geleden ook al zagen. Volgens H. is het een loir, een marmot. Ik dacht aan een wezel (belette), maar nu ik het in de Larousse opzoek, denk ik dat H. gelijk heeft: het dier is donkergrijs en ongeveer 20 centimeter lang, en de helft van die lengte gaat op in een pluimstaart. Een wezel is veel rosser en heeft een kleinere staart. In elk geval: het dier, als het al hetzelfde exemplaar is als drie jaar geleden, is opvallend mak en riskeert zich ver van zijn holopening in de ruw gestapelde en nauwelijks gemetselde muur waarin hij woont. De wezel lijkt ons, Rummikubspelende campinggangers, te observeren en zelfs uit te dagen. Kan het dat een dier in drie jaar zo’n gewenning ontwikkelt? Het werkt in elk geval H. op zijn zenuwen en hij gaat het beestje met zijn slof te lijf. Het is niet duidelijk of hij het wil verjagen of treffen. Ik teken, een beetje flauwtjes, bezwaar aan, maar moet aanhoren hoe schadelijk die beesten zijn en ik geloof het: ze knagen een heel stelsel van gangen in de specie tussen de stenen – op den duur slagen ze erin om zelfs een kloekgebouwde schuur als deze waarin we toch elke avond gezellig rond het haardvuur komen zitten te ondermijnen en te doen instorten. Dat lijkt me wel een afdoende argumentatie om de antropocentrische omschrijving ‘schadelijk’ te gebruiken. Of je er met een slof op moet slaan, is natuurlijk nog een andere kwestie. H. mist doel, maar het beest is toch in die mate geschrokken dat het met een schril-piepende kreet wegschiet en in een ander gat, hoog in de muur, bijna in de nok, verdwijnt.