donderdag 30 januari 2014

los ingeslagen 162



10 december 2013

9u30. Het is helder, fris weer. Toch ben ik blij dat ik geen pullover heb aangetrokken want dat beetje zon zou voldoende zijn geweest om dan te beginnen zweten en er is weinig zo onaangenaam voor een forens als bezweet op de trein te stappen of op het werk aan te komen. * Op de Bevrijdingslaan is het even wachten tot een escorte met vier of vijf ‘bereden’ politieagenten en twee auto’s, allemaal uitgerust met zwaailichten, is gepasseerd. Ze rijden vrij snel door het rood, een van de motards houdt het andere verkeer tegen. Ik maak een foto van de twee auto’s, maar daarop is niet veel te onderscheiden. * Sms-conversatie met S.: ‘Nu vraagt ook X wat er scheelt.’ S. raadt me aan de kwestie niet met mails op te lossen. Was ik ook niet van plan. Ik zeg haar dat ik X ga schrijven dat ze mag komen uitleggen wat er met háár scheelt – maar ik ga dat natuurlijk veel vriendelijker formuleren, voeg ik er nog aan toe. Dat is cynisch maar toch ook gemeend: door middel van het geschreven woord conflicten proberen op te lossen, dat leidt toch alleen maar tot nog meer misverstanden – zoals het recente verleden nog maar eens heeft geleerd. Eigenlijk zorg ik enkel met liefdesboodschappen en onpersoonlijke blogposts niet voor miserie. * Voor mij stapt een jonge man met een nog erg jonge, speelse hond. De hond loopt los maar wijkt niet van zijn baasje, hoe druk hij het ook heeft met het in zijn bek ophouden van een stuk hout. Hij laat de tak vallen, overbrugt met uitslaande poten de opgelopen achterstand. Maar ik ben intussen genaderd en eis zijn aandacht op. Hij loopt op mij af, komt mij besnuffelen. Baasje roept hond tot de orde – maar dat hoor ik niet want er zit iets van An Pierlé in mijn hoofdtelefoon. * Buiten het station staat zo’n kerel met enorme oorlelgaten stoer te doen tegenover een drietal bakvissen. * Op het perron vind ik bovenop zo’n knop waar de conducteur met een speciale sleutel aan draait een envelop met een voornaam op en een briefje van 20 euro erin. * Op de trein krijg ik het bezoek van een drugshond aan een lange koord. De politieagent die de hond bedient, spreekt het beest aanmoedigend en goedkeurend toe. Twee andere agenten volgen hem en geven de eerste agent, die blijkbaar in opleiding is, aanwijzingen. De hond snuffelt bij mij wat grondiger, ik vermoed dat hij gealarmeerd is door de geur die zijn soortgenoot enkele minuten eerder op mijn broekspijp heeft achtergelaten.