dinsdag 19 augustus 2014

tour 125



14 mei 2014

dag 16.2



Bij het ontbijt zit ik aan de enige tafel die het drie kamers tellende etablissement rijk is noodgedwongen samen met de twee andere gasten: een wijninkoper en een oenoloog. Het zou meer moeten gebeuren: dat er maar één tafel is. De twee werken samen. De inkoper werkt in dienst van Duitse warenhuizen. Ik vergeet het hem te vragen, maar het zal wel niet de Aldi of de Lidl zijn. Hij moet ervoor zorgen dat de beste kwaliteit in  huis wordt gehaald. Gisterenavond is hij met de oenoloog, een jonge blonde Duitser met een forse neus, naar Saint-Émilion getrokken. Ze hebben daar geproefd, geroken en genegocieerd. Ik probeer in de korte tijd dat we samen aan tafel zitten – de oenoloog knoeit geweldig met zijn te zachtgekookt eitje – zoveel mogelijk aan de weet te komen. Ik merk dat beide heren niet erg gul zijn met informatie. We spreken, of proberen te spreken, in drie talen. Uiteraard moet ik het ook even hebben over de twintig pesticiden. Dat is duidelijk niet hun favoriete onderwerp. Al dat gespuit is onvermijdelijk, zeggen ze, om de fungi onder de knoet te houden. Wie niet spuit, zal niet oogsten. Zo simpel is het. Maar ’t is ook hier, zoals overal, een kwestie van veel en omvang en kwantiteit. Alles wordt daaraan opgeofferd. Maar zijn al die producten dan niet ongezond, als ze tot in de wijn geraken? Tot in de fles? Ach, antwoordt de Duitser gevat, het gevaarlijkste product dat in wijn kan worden aangetroffen, is… alcohol. Jawohl. Ik krijg de stellige indruk dat deze Fritz geheelonthouder is. Roken mag hij zeker niet, want anders heeft hij geen neus, en drinken is, dat zegt hij toch, te gevaarlijk. Hij spuwt zijn nipjes steevast uit. Een jongedame komt de twee waarschuwen dat het tijd is om op te krassen. Een volgend werkbezoek wenkt. We nemen afscheid. De inkoper muist er snel van onder maar de jonge Duitser groet mij stevig, met dezelfde hand waarmee hij daarnet zijn tikkeneike heeft vermorzeld.