vrijdag 15 mei 2015

los ingeslagen 223

(4 oktober 2001)


Naar de bibliotheek om materiaal te verzamelen voor mijn lessen over het schrijven van essays. Vruchteloos. Dan ga ik op het internet en in géén tijd vind ik wat ik zoek – en veel meer dan dat.

*

Ik blader in wat ik ooit las – en toen belangrijk vond, zo herinner ik mij – van Montherlant, en stel vast dat ik er niets van onthouden heb… Behalve het sentiment dat het mij ooit heeft aangesproken.

*

Ik verwacht van de lectuur van Nescio’s Natuurdagboek iets litanie- of kloosterachtigs – maar de vraag is natuurlijk of ik dat werkelijk wil: iets litanie- of kloosterachtigs. Wil ik niet veel meer een spetterende thriller met veel seks en intrige?

*

Ik begin, neen, herbegin de lectuur van Hertmans’ Steden en beland meteen in Musils De man zonder eigenschappen: intertekstualiteit. En ik vraag mij af: ‘Intertekstualiteit. Wat is dat? Dat is: je bent aan het lezen, je wordt op een verwijzing gewezen, of je merkt op eigen houtje dat er een verwijzing is – en je grijpt naar die andere tekst. Je legt beide teksten naast elkaar en het stemt je, God weet waarom, gelukkig dat ze overeenkomen.’
En een paar minuten later zit ik met De 42ste breedtegraad van John Dos Passos in mijn handen, en daarin zie ik naast de eerste paragraaf mijn met potlood aangebrachte verwijzing naar Hertmans’ boek en ik realiseer me: sindsdien heb ik naar deze ‘te lezen’ roman niet meer omgekeken…