woensdag 26 augustus 2015

brief aan Jan Haerynck


Beste Jan,

Ik ga ook niet meer naar Watou. Niet dat ik een oordeel heb over wat er nu te zien en te beleven valt, dat kan ook niet aangezien ik er niet was en ik ook geen recensies erover lees. Maar ik voel de behoefte niet meer om er te zijn. De laatste twee keren dat ik wel nog ging kijken, ik denk één en drie jaar geleden, miste ik – alle 'luwte van de tussentijd' en 'vormen van vertoeven' (heuheu!) ten spijt – de bezieling, het experiment en de algemene achterliggende visie die ik er vroeger wel herhaaldelijk heb aangetroffen – zie de artikels die ik aan 'Watou' wijdde in De Standaard en Poëziekrant. Dit heeft misschien te maken met een verzadiging en toenemende desinteresse bij mijzelf: ik lijd aan een soort van hedendaagsekunstvermoeidheid. Maar mijn afgenomen enthousiasme is toch zeker ook veroorzaakt door de recuperatie door citymarketing en regionale kunstambtenaren van het indertijd door Gwy Mandelinck, inderdaad jouw vader maar dat doet er verder niet toe, uitgewerkte en lange tijd unieke, sprankelende en inspirerende concept. (Al denk ik dat ook hij op het laatst te veel water in zijn wijn moest doen om alle parasieten en satellieten en subsidieverstrekkers te paaien. Zo had ik de indruk dat er bij de gastintendanten wel eens een kwalijke vermenging optrad tussen hun expertise en hun zakelijke belangen.)

Deze vervlakking en ontzieling hebben zich niet alleen in Watou doorgezet. Kunstwerken worden tegenwoordig op veel te veel plaatsen ingezet in een soort van tijdelijke pretparken waar vooral de plaatselijke neringdoeners garen bij spinnen. Vaak heb ik de indruk dat het er niet meer zo toe doet wélke kunstwerken het zijn en hoe vaak ze al werden opgevoerd – als ze maar spectaculair genoeg ogen en een bepaalde ‘heftige beleving’ garanderen. De poëzie die erbij komt kijken, als dat al gebeurt, lijkt te vaak at random gekozen, niet-noodzakelijk.

Ergens onderweg is het concept 'Watou' zijn levenskracht verloren. Ik weet niet of dat langer of korter dan zeven jaar geleden was. Maar het zal allicht zoiets zijn.

Doe trouwens maar eens de groeten aan de échte geestelijke vader en moeder van de Poëziezomer van Watou! Zij werden niet voldoende beloond voor hun onverdroten en bijwijlen zelfs roekeloze inzet.

Hartelijke groet,