zaterdag 24 oktober 2015

parallel 36



Teruglezend zie ik drie keer het woord wit in een paar regels, en het klopt, want ook de ochtend zit weer vol wit licht, en de huizen tegen de heuvel zijn wit, dit is het land van het licht, langzaam zie ik het wegvaren en ik denk: hier kom ik niet meer terug (…)

Cees Nooteboom, Labyrint Europa, 330

ǁ

Olympia is, afgezien van de nog altijd uitdagende erotische aspecten, ook een whistleriaanse Symfonie in Gebroken Wit (subtiele wisselwerkingen tussen naakte huid, sprei, beddengoed, bloemen en – het felste wit – het papier waarin de bloemen zijn verpakt). Op een portret van Zola trekt een helwitte vlek in het midden de aandacht: die wordt heel toepasselijk gevormd door de bladzijden van het boek dat de romanschrijver aan het lezen is. Op het tedere portret van Mme Manet, La Lecture, zien we een witte jurk tegen het witte overtrek van de bank tegen het grijzere wit van de vitrage.

Julian Barnes, In ogenschouw, 90