vrijdag 25 december 2015

vierenvijftig 75


© rr


18 december 2015

vrijdag

Ik las onlangs nog een boek waarin het ik-personage een ander geslacht had dan de schrijver – ik herinner me niet meer welke roman het was, maar de auteur was een man en zijn ik dus een vrouw. In Jij zegt het van Connie Palmen is het omgekeerde het geval: de ik in deze aan het dichterskoppel Hughes-Plath gewijde bioroman is Ted Hughes. Waarom zeg ik dat nu? Wel, bij dat andere boek stoorde deze seksewissel, ik ondervond grote moeite om te vergeten dat de ik en de auteur niet tot dezelfde sekse behoorden. Palmen slaagt erin mij deze ingreep te doen vergeten: ik denk nooit aan haar wanneer ik in haar boek voortdurend die ‘ik’ zie staan. Dat heeft te maken, denk ik, met het feit dat de persoon die in haar roman ‘ik’ zegt, in tegenstelling tot de ‘ik’ in dat andere boek, een persoon is die écht heeft bestaan. Ik bedoel: Jij zegt het is een biografische roman – en dat is meteen ook het hele probleem met dit boek. (Ik spreek voor mijn beurt want ik heb het nog niet uit.) De vraag is namelijk waar de parafrase ophoudt (van het overvloedig bestaande biografisch en autobiografisch materiaal, van de dagboeken, brieven, poëtische oeuvres en alle secundaire literatuur daarrond, de talloze biografieën en hagiografieën en lasteringen, enzovoort) en waar de eigen creatie begint. (Connie Palmen, Jij zegt het)