dinsdag 29 december 2015

vierenvijftig 79



22 december 2015

dinsdag

Christine Mussche had het vorige week over de onnadenkendheid die aan het denken voorafgaat en die, volgens haar, vraagtekens doet plaatsen bij de toerekeningsvatbaarheid van daders. Zou het kunnen, vraag ik mij dan af, dat wij precies de activiteiten die op dergelijke onnadenkendheid gebaseerd zijn als het zinvolst ervaren – op voorwaarde dat ze oorbaar zijn natuurlijk. Ik denk dan aan: dromen, improviseren, tekenen of op welke manier ook creëren. Schrijven lijkt mij dan ook zoiets – enfin, ik ga voor mezelf spreken. Zelden weet ik op voorhand waar ik op het eind zal uitkomen, mijn teksten zijn nooit een vooraf in het hoofd afgeronde gedachte die enkel nog op uitschrijven wacht. En laat het nu net dát zijn wat het zinvol of dan toch minstens plezierig maakt: dat ik ook mezelf kan verrassen. Dergelijke op onnadenkendheid gestoelde activiteiten maken het leven aangenaam. Of anders gezegd: aangenaam is dan het punt waar het denken ophoudt of, beter gezegd, nog niet is opgedoken. (En dan denk ik aan de mémoire involontaire van Proust: ook daar gaat een intens geluksgevoel gepaard met een verlies van rationele controle over de werking van de herinnering. (Marcel Proust, Over het lezen)) ¶


Ik had de politieagente voor mij op het kruispunt zien staan, en had me al afgevraagd wat ze daar stond te doen. Wanneer het licht op groen overgaat, rijd ik rechtsaf de Elisabethlaan op. En pas dan zie ik het blauw-witte lint dat over de twee rijvakken gespannen is. Ik heb mezelf klem gereden en moet achteruit. De agente komt op me afgestapt en gebaart dat ik daar weg moet. Had ik al begrepen, maar ik zie niet meteen of ik nu vooruit met een wijde bocht moet terugkeren, dan wel achteruit moet, of dan toch linksaf moet inslaan – waar ik helemaal niet moet zijn. En dus sta ik daar een seconde te lang. De agente gebaart nu dat ze mij iets te zeggen heeft. Ik laat de ruit van mijn passagiersdeur zakken en buig mij voorover. Het mens begint mij meteen uit te kafferen, native speakers kunnen het geblaf meteen omzetten in het Brugse dialect dat duidelijk haar moêrs taal was. ‘Denkt u misschien dat u alleen op de weg bent? U kunt misschien thuis slapen in plaats van achter het stuur.’ Hmm. Ik slik iets in en maak me uit de voeten. Wat later, wanneer ik na een omweg op het adres in de Elisabethlaan ben aangekomen waar ik moest zijn, zie ik wat de oorzaak is van het oponthoud. Er is een ongeluk geweest, er staat een moto midden op de straat geparkeerd, een helm en handschoen liggen op de grond. Wat verderop staat een bus vlak voor een zebrapad. Naast de bus staan politieagenten te beraadslagen. Ik verneem al spoedig hoe erg het ongeluk is geweest, en dat het al meer dan drie uur geleden is gebeurd. Zo lang staat die agente daar al, blijkbaar. Ze zal honger hebben gekregen, of haar geduld zijn verloren. ¶