vrijdag 10 juni 2016

los ingeslagen 326




[De hier volgende dagboekbladen van 8 tot en met 16 februari 2002 zijn een bewerking en selectie van notities die ik maakte tijdens een studiereis naar Stockholm, georganiseerd door Gilbert Decouvreur, leerkracht aan het Gentse Sint-Lucasinstituut. De deelnemers waren studenten, leerkrachten en sympathisanten.]



15 februari 2002

L. staat om kwart voor zes op en gaat douchen. Heel de kajuit is wakker. Dan komt hij terug en gaat weer op zijn bed liggen slapen. Hij heeft zich van uur vergist…

*

G., die naar verluidt pas om vijf uur in zijn bed is gekropen, geeft in de ontbijtzaal een weergaloze show ten beste voor een studente van een jaar of achttien die tegenover hem aan tafel zit. Hij beschrijft Schlichs kapsel als celtique romantique. Dan debiteert hij volgende boutade: ‘Quand je dors, je ne pense pas aux femmes, parce que les femmes, lorsqu’elles dorment, ne pensent jamais à moi.’ (…) Tijdens de busrit naar Västeras (zon, sneeuw en Rolling Stones) gaat het nog een tijdje zo door. In een bocht wankelt G., die recht opstaat terwijl hij orakelt, waarop J.: ‘Zie maar dat ge niet achteruit lacht.’ Hilariteit! Bij ‘The Last Time’: ‘On your right hand side, you have the rock, and on your left hand side, the roll!’

*

Wanneer we aankomen in Västeras lijkt het me moeilijk om The Zombies, die nooit pretentie hebben gehad, in te ruilen voor in Zweden verdwaalde vroeg-16de-eeuwse Vlaamse retabels. Want dat is het wel degelijk wat we hier komen bekijken. Toch zijn de retabels erg mooi, vooral die ene met de geschilderde fries onderaan waarop Jezus en de apostels zijn afgebeeld tegen een dieprode achtergrond. ‘Daar heeft hij zich eens echt laten gaan,’ zegt S. (…)

*

Het landschap richting Göteburg is eentonig. Opvallend, hoe gedisciplineerd die Zweden zich aan de snelheidsbeperkingen houden. Zeeën van ruimte, maar boven de negentig? Ho maar! Een plotse volumewissel in de muziek rukt me uit mijn slaap. Ik val weer in slaap, en word op dezelfde manier gewekt. (…) J. geeft een demonstratietje met zijn palmtop. G. gaat languit achterover in het middengangetje liggen.

*

Ik herinner me dat ik gisterenavond vóór het inslapen dacht: het moment in de reis is gekomen dat de behoefte om mensen uit de weg te gaan groter is geworden dan het verlangen om mensen te leren kennen. Deze overweging gevoegd bij het besef dat ik ook op cultureel vlak verzadigd ben, en de conclusie ligt voor de hand: voor mij is het mooi geweest.

*

Tijdens een plaspauze, die de vierhonderd kilometer naar Göteborg in twee min of meer gelijke delen splitst, een gesprekje met G. (die vandaag nog geen sigaret heeft opgestoken). Over Saabs, en over vandalisme in zijn straat. (…) In de bus een afwisseling van lezen, praatjes met J., in slaap vallen, slapen, en met een droge mond opnieuw wakker worden wanneer iemand zijn stem verheft, Dellaert remt of de muziek van zich laat horen (Amerikaanse schlagers uit een tijd toen mijn ouders nog jong waren, de auto’s nog oeverloos lang en de toekomst nog veelbelovend). Ik kijk achterom en zie dat T. verdiept is in de handleiding van zijn videocamera.

*

Ik denk aan de grafsteen van Asplund op de Woodland-begraafplaats. Asplund werd 55 jaar: het beste had nog moeten komen. G. wees ons daar op, hij heeft zelf ongeveer die leeftijd.

*

We zijn op tijd in Göteborg om de door Asplund ontworpen publieke ontvangstruimte van het stadhuis te bezoeken. Trage trap, gebogen houten wanden, de vriendelijke sfeer als statement van de architect tegen het norse dat aan overheidsgebouwen eigen is. Daarna maken we nog een wandeling naar een plein met nazi-architectuur en een standbeeld van een heel grote man met een heel klein pietje. Er is een betoging van Koerden: de wereld is blijven voortdraaien, blijkbaar.

*

De nachtboot naar Kiel. Een gesprek met B.. Hij blijkt Felix Timmermans te lezen (…). B. heeft het ook over jazz en dropt names: Bill Frisell, Lee Konitz, Paul Motion. Gesprek met J. over architectuurpolitiek. (…)

*

Een vreselijke nacht. In de kajuit is het veel te warm, benauwd, claustrofobisch. En E. snurkt. Ik ga een paar keer naar het dek: volslagen duisternis; het eenzame schip op de open zee. Nooit eerder, behalve in een vliegtuig, ben ik op een plaats geweest waar ik géén land meer zag. Het is een intense ervaring; de beschrijving ervan zou mij tot het gebruik van clichés verleiden, dus beschrijf ik maar niet. Nachtelijk gesprek met T. en een student. Het mooie van de verhouding tussen leermeester en leerling…