maandag 22 augustus 2016

de zomer van 2016 – 62


22 augustus

© VPRO
Talent is goedkoop. Een passie kun je niet forceren. En als kunstenaar moet je op het juiste moment op de juiste plaats zijn. Dat zijn de drie waarheden van John Baldessari waarmee Griet Op de Beeck de invulling van haar Zomergasten begon. Ze beschouwt zichzelf dus duidelijk als een echte kunstenaar. Als een schrijver. Een met een missie. Ze vindt dat ze met haar passie mensen tot inzicht brengt, uiteindelijk over wie ze zelf zijn.

Zelfkennis is een cruciale notie voor Griet Op de Beeck. Je moet eerst met jezelf in het reine zijn vooraleer je graag kunt zien, vooraleer je kunt creëren. Die twee staan opvallend dicht bij elkaar: graag zien en schrijven zijn vervullend. ‘Ik ben gelukkiger sinds ik ben beginnen te schrijven,’ zegt Griet Op de Beeck. Met schrijven kun je een leegte vullen. Zij heeft die leegte ervaren. Ze laat soms wel, soms niet in haar kaarten kijken. Anorexia, zelfmoordneigingen, grondeloze eenzaamheid, opgegroeid in een weinig harmonieus, door drank geteisterd gezin: daar is ze allemaal doorheen gegaan. Hoelang kan een gezin onharmonieus zijn? Waarom gaan koppels niet op tijd uit elkaar? Omdat ze de gruwel van het samenzijn verkiezen boven de gevreesde eenzaamheid? ‘Smaakt het,’ zien we in een fragment uit de film Walking back to happiness van Pascal Poissonnier de moeder vragen. De vader, vroeger een speelvogel maar nu een wrak met zuurstofslangetjes in de neus, antwoordt bars: ‘Nee.’ Einde gesprek. Griet Op de Beeck herinnert zich haar eigen vader: ‘Die man is heel vroeg gestopt met leven. Hij wendde zich van alles af en dacht enkel nog aan zijn eigen behoeftebevrediging.’

Griet Op de Beeck is solidair met de kinderen die dit allemaal moeten doorstaan. Zien ouders per definitie hun kinderen graag? Vergeet het! Er is maar één vorm van onvoorwaardelijke liefde: die van de kinderen voor hun ouders. Als er iets verkeerd gaat, neemt het kind de schuld op zich. Het kind zou er alles aan doen om zijn ouders te redden.

Grondeloze eenzaamheid. ‘Beide woorden zijn belangrijk,’ zegt Griet Op de Beeck. Ze toont een fragment waarin iemand van de Golden Gate Bridge stapt. Wie zoiets doet, overleeft het niet. Tenzij hij door een zeehond wordt gered, die hij dan prompt met God identificeert.

Je hebt twee soorten identiteit. Een die je meekrijgt en waarvan je je niet kunt ontdoen: je geslacht, geboorteplaats, de ouders die je hebt, het kleur van je ogen. (In een fragment zien we een discriminatie-experiment: een schooljuf maakt de kinderen wijs dat de blauwogigen slecht en de bruinogigen goed zullen presteren – de resultaten zijn navenant.) En dan is er de identiteit die je zelf vormt. Dat is het hele werk. Ik veronderstel dat schrijven daartoe bijdraagt en onder andere bevrijdt van alle kinderleed. Het vergeten en wegkijken doen de rest. ‘We zijn allemaal meesters in het wegkijken.’ Totdat je naar je eigen fotoalbum kunt kijken als naar het fotoalbum van een ander. Maar sommige trauma’s zijn niet te verwerken, natuurlijk. Zoals dat van het verbrande jongetje in het fragment uit het televisieprogramma Radio Gaga, dat de schuld voor wat hem overkwam op zich neemt. Of van het na vijf jaar België naar Kosovo teruggestuurde kind in een reportage van ‘de geniale’ Phara de Aguirre.

Schrijven bevrijdt. In het schrijven worden de trauma’s onder ogen gezien – zoals in de film Le tout nouveau Testament van Jaco Van Dormael het meisje met de afgerukte hand in een droom haar eigen dansende hand bewondert. Hoewel, eigenlijk hoort de bevrijding vóór het schrijven te komen want anders kom je niet aan schrijven toe. Je moet ook het aanmatigende van het schrijven overwinnen. Je moet de schaamte overwinnen want uiteraard is dat schrijven altijd ook autobiografisch – hoe onduidelijk de grens met het fictionele ook moge zijn. Een fragment met Jonathan Franzen is in dat opzicht verhelderend: ‘Hoe autobiografisch is uw schrijven? vraagt een journalist,’ zegt Franzen, die een lezing aan het geven is. ‘Voor exact zeventien komma vier procent, antwoordt de schrijver.’

Je verlangt er wel iets voor terug. Succes? Ja. Waardering? Ja. Maar (chronologisch) eerst en vooral: gezien worden. Dat valt Griet Op de Beeck zeker te beurt: ze wórdt gezien. Ze mag ook gezien zijn en je kijkt niet weg als je haar ziet. Ze is een mooie vrouw, die bovendien vlot en met présence praat en zich daar in Hilversum weinig bekommert om haar Turnhoutse accent. Ze spreekt met gij en ge. Ze zegt wa in plaats van wat. Diene gast. Tegengewicht. Dat maakt haar charmant natuurlijk. Brede witte glimlach. Kijkt de interviewer recht in de ogen tot hij overstag gaat. Ze straalt. Ze straalt geluk uit – al voel je natuurlijk dat het ook minstens gedeeltelijk pose is. Wat zei ze over die travestieten in Gardenia van Alain Platel? Juist: dat toneelspelen ook een vorm van wegkijken is. Wegkijken is de onzekerheid verkiezen boven het weten. ‘Laat mij maar onzeker zijn, dan is er tenminste nog hoop,’ zegt een van de personages in een van de fragmenten. Griet Op de Beeck vindt dat een ‘gevaarlijke’ zin – maar ze roept de zin toch ook uit tot haar slagzin.

Ze heeft het liever over intensiteit dan over geluk. Intensiteit houdt ook rekening met het lelijke en slechte. Goed en kwaad worden op gelijke voet geplaatst. Niet in de waardering, wel in de beschouwing. Je kijkt niet weg van het slechte en het lelijke. Griet Op de Beeck wil een foto van een lelijke stedelijkheid als studiodecor, niet het klassieke deinende korenveld. Het leven is namelijk beide. De alledaagse banaliteit neemt hoe dan ook een aanzienlijke plaats in. Maar van noden kun je een deugd maken. Zelfs in die mate dat anderen er deugd van hebben – en uitgerekend daarop lijkt Op de Beeck heel erg trots te zijn. Ik gun haar dat. Al zie ik ook de tegenspraak in haar woorden, en in haar mimiek, die naast die hyperkynetische ongeremdheid toch ook iets krampachtigs heeft. Iets theatraals. Je eigen slagzin gevaarlijk noemen? Van jezelf zeggen dat je anorectisch en suïcidaal bent geweest en dan van een ander vrezen dat hij zijn trauma’s nooit te boven zal komen? En dan dat egocentrische: weet je wat, als je je niet goed voelt, doe zoals ik en schrijf een boek. Da’s wel een erg optimistische therapie, natuurlijk.

Weet je wat? Ik ga maar weer eens dat torenhoge vooroordeel ten aanzien van succesrijke vrouwelijke auteurs opzijschuiven en eens een boek van Griet Op de Beeck lezen! Dat is nog de beste toets! Als ze me daar met even gemengde gevoelens achterlaat als gisterenavond na deze voortreffelijke aflevering van Zomergasten, zal ik ervan overtuigd zijn dat ze, in mijn leven, op het juiste moment op de juiste plaats komt!