zondag 9 oktober 2016

wolken 2075-2083



wolkenfragmenten uit Heinrich Böll, Brieven uit de oorlog 1939-1945

2075
Het duurt soms maar een paar uur en komt net zo snel en onverwachts als wanneer de zon – die ik vaak heb gehaat met een waarlijk bedwelmende haat – bliksemsnel door een ondoordringbaar lijkende wolkendek doorbreekt. (54)

2076
Ik denk dat ik gek zou worden bij die eeuwige rust en de stilte van de velden, altijd in de nabijheid van de goedmoedige dieren, ik zou ervandoor gaan, ergens heen, naar de smerigste buitenwijk van een grote stad, om bij te komen van die landelijke rust die boven de randen van de dorpen hangt, daar waar de weg begint, als een wolk, even drukkend en even hopeloos als de atmosfeer op de binnenplaatsen in de grote steden. (82)

2077
De hemel was donker daarnet tijdens mijn eerste twee uren aan de Rijn, zware wolken joegen voort in die wilde storm, de Rijn glansde zilverachtig, de weg langs de oever was duister en mijn hart was zwaar en treurig en zonder enige hoop, echt helemaal dood. (96-97)

2078
Nu komt net de zon vanachter een dikke zwarte wolk en de hele baai wordt erdoor verlicht (…) (140)

2079
(…) het allerleukste is om met de verrekijker zomaar in een dikke witte wolkenbank naar binnen te kijken; je zou het haast met een winterlandschap kunnen vergelijken, maar daarvoor is alles toch te zacht en te rond. (140)

2080
(…) de zee is onwaarschijnlijk mooi, vooral nu het de laatste dagen wat stormachtig is; die weidse, onafzienbare, blauwe, deinende, altijd bewegende watervlakte, bezaaid met witte, parelwitte schuimkoppen; daartussen donkere en groene vlekken waar de wolken zich aftekenen, en soms zeilen daar dan die kleine vissersbootjes overheen met hun roodachtige zeilen en zwarte rompen, het is echt heel erg mooi… (159-160)

2081
De wind suist en giert en de maan schijnt helder en krachtig, en soms schuift er een door de wind voortgedreven, donkere wolk voor. (267)

2082
Het weer is fantastisch; hoewel het nacht is, is de lucht lichtblauw met hier en daar grote vlokkige wolkenbanken; de maan schijnt zo helder dat het wel dag lijkt, en als je van buiten de bunker inkomt, doet het koele licht van de lamp maar wazig en mat aan. (270)

2083
Iedere zondagmiddag komen ze regelmatig in onafzienbare scharen, onwaarschijnlijk hoog, zodat je helemaal boven in de lucht waar de zon door de wolken breekt, in die laag van gouden spinsel, de condensstrepen als een wit dik tapijt steeds breder en langer ziet worden. (274)