zaterdag 12 augustus 2017

de zomer van 2017 - 10




Het mooiste moment van deze 28ste juli 2017, de tweede dag van mijn reis naar Frankrijk, was toen ik op mijn fietstocht halt hield in Blangy-le-Château om er, bij de bakker, iets te kopen. Ik was – voor mijn doen – erg laat opgestaan, om negen uur liefst, en ik had daarom haastig – want ik wou toch ook niet te laat vertrekken – een viertal sneden met de van huis meegenomen aardbeien- en rabarberjam belegd en daarbij ook nog een sneetje jonge gouda naar binnen gewerkt. Om kwart voor tien vertrok ik. En dus was ik al voor elf uur in Blangy. Ik had nauwelijks twintig kilometer gereden. Overwegende dat het best mogelijk was dat ik op de rest van mijn parcours, dat ik, met rugdekking van een Michelinkaart en mijn fiets-gps, voor een groot deel aan het toeval overliet – het zou mij tot vlak bij Lisieux voeren en, in het terugkeren, om Pont-L’Evêque heen – geen bakkerijen of welke andere winkel ook zou aantreffen waar ik de nodige mondvoorraad zou kunnen kopen om mij over de middag heen te helpen, besloot ik om alvast preventief tot de inname van de nodige suikers over te gaan. Ik vroeg aan de winkeljuffrouw, die gematigd vriendelijk van wal stak maar die, nadat ik haar vriendelijk had aangesproken, toch best aardig bleek te zijn, of ze rijsttaartjes had. Toen ze aangaf dat niet te kennen, maakte ik haar duidelijk dat rijsttaartjes te onzent zeer in trek zijn bij wielertoeristen. Ik liet mijn oog dan maar vallen op een crumbletaartje aux fruits rouges. Neen, ze hoefde het niet in te pakken, ik had een onmiddellijke consumptie voor ogen. Dat wist de jongedame wel te appreciëren, dat ik haar niet nodeloos aan het werk zette. Dit vervroegde middagmaal beet een gat van 2,10 euro in mijn vakantiebudget. Ik toog met mijn crumble naar de dichtstbijzijnde bank die, het zal wel speciaal uitgekiend zijn, van achter een plantsoen met fleurige veldbloemachtige sierbloemen en naast de dorpskraan het allervoordeligste perspectief bood op de belangrijkste straat van dit mooie, om niet te zeggen pittoreske dorp, met aan weerszijden kleurig beschilderde en bebloemde vakwerkhuizen en in het midden een rij vlaggen van alle landen van Europa en nog kleine en dus wellicht nog niet zo lang geleden aangeplante bomen, en daaronder, onder die vlaggen en bomen, geparkeerde auto's – ja, je moet ze érgens kwijt. Ik kon, tijdens het nuttigen van mijn crumble, die werkelijk voortreffelijk smaakte, het tafereel gadeslaan dat zich op de straathoek rechts van mij afspeelde tussen de eigenares van de bloemenwinkel – artisan fleuriste: marriage, deuil, location tout événement, décoration, cadeaux – en een klant, een vrouwelijke klant uiteraard, tussen de op de stoep uitgestalde, uitermate artisanaal samengestelde bloemstukken. Ik verorberde de heerlijke cake en de frisse rode vruchten – ik vermoed een samenstelling van framboos en braambes, ja, dat laatste ben ik wel zeker want toen ik alweer fietste, op de steile helling richting Saint Philbert-des-Champs, diepte ik met mijn tong zo’n typisch braambespitje op uit de holte die in een van mijn bovenste kiezen is ontstaan nadat daar een maand of twee een stuk uit is afgebroken. Zonder erg, maar ik moet van deze nieuwe desintegratie van mijzelf bij het volgende bezoek aan de tandarts, op 11 september of all dates, zeker gewag maken. Om maar te zeggen: dat gebakje, die bank, de kleuren van de huizen, vlaggen, bloemen, en dan die bloemenverkoopster en haar klant, en ik die daar zat en toekeek en alles wegspoelde met een slok fris water: het was een heerlijk moment en ik verdrong snel de metagedachte dat ik eindelijk eens aan niets hoefde te denken.