zaterdag 23 september 2017

microfictie 24



Vatting

Ik ben algemeen directeur van een cosmeticabedrijf. Mijn kantoor is groot genoeg om een tiental medewerkers te ontvangen. Regelmatig roep ik hen samen om mijn ideeën over de lancering van een revolutionaire schoonheidscrème of een nieuwe shampoo op hen los te laten. Af en toe staat mijn vrouw dan op en dient me een ferme tik uit met de rugzijde van haar hand. De vatting van haar ring trekt een bloedspoor op mijn wang. Ik kniel dan voor haar neer om haar te bedanken.

– En dan is ze weg.

Daarna ga ik verder met mijn uiteenzetting, zonder evenwel het bloed te deppen dat zijn weg zoekt naar de kraag van mijn hemd. Niemand rept daarover met een woord, ‘t is alsof het hele voorval zich in een andere dimensie heeft afgespeeld waar ze noch met hun ogen noch met hun oren toegang toe hadden.

Ik eet zelfs van op de vloer van de keuken de restjes van de vorige avond, of stukken vlees waarop mijn vrouw langdurig heeft gekauwd. Wanneer ze van oordeel is dat ik al genoeg gesproken heb, meet ze me een stalen beugel aan en met een heugel regelt ze die zodanig dat mijn kaken wijd uit elkaar komen te staan, wat me tot schier onhoudbare pijn voert. Ze doet me ook graag naar adem snakken door mijn hoofd onder water te houden. Wanneer ik weerstand probeer te bieden, verplicht ze me om mijn tong uit te steken, zodat ze daar haar schokkenstok op kan loslaten. Als de elektrische ontladingen te heftig zijn, mag ik niet proberen om eraan te ontkomen of sprongen te maken of mijn vuisten te ballen. Ik slaap geboeid, en mijn geslacht heeft ze dan opgesloten in een klein kooitje dat gelijkenissen vertoont met een muizenval. De avonden dat ze het nodig acht, moet ik me dubbeltoe vouwen om in een hutkoffer te kruipen, die ze dan afsluit met een hangslot. Een rooster op de zijkant laat me toe te ademen, maar soms plakt ze het voor de helft dicht met plakband om me nog meer te straffen.

– Ik respecteer haar niet genoeg.

Soms kijk ik haar zelfs aan alsof ik haar gelijke was. Ze heeft me altijd toegeeflijk bejegend. Ze schenkt me op het laatste moment haar genade wanneer ik een verbrande eikel verdien of met kokend water geschroeide ballen omdat ik tijdens een strafoefening tekenen van opstandigheid heb vertoond.

– Het gebeurt soms dat ze mij aan een ondervraging onderwerpt.

Om uit mijn hersenen de schuldige gedachten weg te spoelen die er zich, buiten mijn weten om, in hebben genesteld. Het lucht mij op om ten aanzien van haar toe te geven dat ik haar in mijn diepste binnenste herhaaldelijk op een niet mis te verstane wijze heb beledigd. Ze ziet zich dan genoodzaakt om mij uit te leveren aan de zorgen van een meester die niet van me houdt en die me wreed martelt. Ik breng alle nachten bij hem door. Overdag heb ik niet het recht om haar bij me te roepen zodat ik haar kan smeken mij met haar hand te tuchtigen.

Wanneer ze er dan in toestemt me terug bij zich te nemen, hangt ze me op aan een halsband en dreigt ze deze te vervangen door een schuifknoop. Ik smeek haar me te doden omdat ik het verdien. Terwijl ze me striemt met een kabel herinnert ze me eraan dat het enkel de levenden vergund is naar de dood te verlangen.

Hier staan nog meer vertalingen van mijn hand van de Microfictions van Régis Jauffret.