zondag 11 februari 2018

sapiens 4


lees hier van bij het begin


De zondvloed

Zolang Homo sapiens niet in staat was om zeeën over te steken, konden de ecosystemen van de verschillende continenten zich vrijuit ontwikkelen. Ongeveer vijfenveertigduizend jaar geleden bereikte hij Australië. Hoe hij daarin slaagde, is niet duidelijk. Wel is geweten dat zijn aankomst tot het uitsterven leidde van de meeste diersoorten die er leefden, vooral zeer omvangrijke en zware buideldieren. Het is trouwens zo dat de aankomst van Homo sapiens in een tot dan ‘onontgonnen’ gebied bijna altijd tot massaal uitsterven leidt onder de aanwezige diersoorten, meestal de grote. Daar zijn drie verklaringen voor.

1. Grote dieren planten zich traag voort. Er worden er minder geboren dan dat Homo sapiens er doodt. Ze krijgen niet de tijd om zich evolutionair een gezonde dosis angst aan te meten voor dat nieuwe en uitermate gevaarlijke – maar ongevaarlijk eruitziende – aapachtige wezen.

2. Om open grasland te creëren, sticht Homo sapiens brand. Dit vernietigt de voedselketens. Enkel de koala’s, die leven van de brandbestendige eucalyptusboombladeren, varen er wel bij.

3. Op zich was de klimaatverandering van vijfenveertigduizend jaar geleden niet voldoende om grote diersoorten te doen uitsterven. Die hadden al eerdere klimaatveranderingen doorstaan. Maar de combinatie met de komst van Homo sapiens werd hen wél fataal.

De ecologische ramp die Homo sapiens vanaf ongeveer zestienduizend jaar geleden in Amerika aanrichtte, was nog groter. Nadat hij zich, aangetrokken door de voedzame mammoeten, had aangepast aan de Siberische koude, slaagde hij erin de in die tijd droogstaande Beringstraat tussen Azië en Amerika over te steken. Tweeduizend jaar later had Homo sapiens zich al verspreid tot in Vuurland – en hij trok een spoor van vernieling. Ook het Amerikaanse continent herbergde, net als Australië, een enorme variëteit aan dieren, vaak veel grotere dieren dan wij nu (nog) kennen.

Alleen al tussen de cognitieve en de agrarische revolutie verdween door toedoen van Homo sapiens de helft van de tweehonderd landzoogdiersoorten van meer dan 50 kilogram. Dit scenario heeft zich op elk continent en op duizenden eilanden telkens opnieuw voorgedaan. Madagascar is een bekend voorbeeld. Olifantsvogels en reuzenmaki’s verdwenen toen de eerste mensen, slechts vijftienhonderd jaar geleden, er voet aan wal zetten. De Galapagoseilanden waren tot in de negentiende eeuw late getuigen van de rijkdom van fauna en flora die ooit overal de Aarde heeft gekenmerkt.

De agrarische revolutie zou voor een tweede grote extinctiegolf zorgen. En nu zijn we volop bezig met de derde, die ook de laatste overgebleven grote landzoogdieren, en voor het eerst ook de zeezoogdieren, zal vernietigen. Straks overleeft enkel de mens deze ‘menselijke zondvloed’, ‘samen met de boerderijdieren die dienen als galeislaven op de ark van Noach’.